2024-10-11
De veiligheidsafstand van een elektrische transmissietoren verwijst naar de minimale afstand die moet worden aangehouden tussen de torens en andere objecten of gebieden om de veilige werking van elektriciteitsvoorzieningen en de veiligheid van personeel te garanderen. Hier zijn de veiligheidsafstanden voor elektrische transmissietorens met verschillende spanningsniveaus:
Voor spanningen van 1 tot 10 kV bedraagt de veiligheidsafstand 1,0 meter.
Bij een spanning van 35 kV bedraagt de veiligheidsafstand 3,0 meter.
Voor spanningen van 66 tot 110 kV bedraagt de veiligheidsafstand 4,0 meter.
Voor spanningen van 154 tot 330 kV bedraagt de veiligheidsafstand 5,0 meter.
Bij een spanning van 500 kV bedraagt de veiligheidsafstand 8,5 meter.
Daarnaast zijn er enkele specifieke veiligheidsvoorschriften, zoals:
Binnen een straal van 10 meter rond de fundering van elektriciteitspalen en -torens, en tuidraden, zijn het uitgraven van grond, heien, boren, graven of dumpen van schadelijke chemicaliën verboden.
Het gebied dat wordt gevormd door de buitenrand van de geleiders van een bovengrondse elektriciteitslijn van 500 kV horizontaal over 20 meter aan beide zijden en verticaal ten opzichte van de grond uit te breiden, waardoor twee evenwijdige vlakken ontstaan, vormt een beschermingszone voor elektriciteitscentrales.
In rustige omstandigheden bedraagt de minimale horizontale afstand tussen de randgeleiders van een 500 kV-lijn en gebouwen 5 meter; onder maximaal berekende winddoorbuigingsomstandigheden bedraagt de minimale vrije afstand 8,5 meter.
Deze voorschriften zijn bedoeld om de veilige werking van energievoorzieningen te garanderen en potentiële veiligheidsrisico's of schade veroorzaakt door overmatige nabijheid te voorkomen.